Column: Wet en techneut

In mijn vorige column (Column: Octrooi op software, ja dat kan) heb ik uitgelegd dat het in Europa al sinds jaren mogelijk is octrooi op software te krijgen. Naar aanleiding van die column ontving ik een aantal e-mailtjes die, kort gezegd, neerkwamen op het verwijt dat dit niet mogelijk is, omdat het Europees Octrooiverdrag toch expliciet stelt dat "computerprogramma 's als zodanig van octrooi zijn uitgesloten" (artikel 52(2) en (3) Europees Octrooiverdrag).

En inderdaad, zo staat dat ook in die artikelen. Dus hoe kan het dan dat de zeer geleerde heren van de Kamer van Beroep van het Europees Octrooibureau die artikelen toch zodanig kunnen interpreteren dat octrooi op software wel degelijk mogelijk is?

De meeste mensen krijgen niet snel met juridische zaken te maken. Het vakgebied heeft ook het imago enigszins stoffig en weinig zinvol te zijn. Techniek is veel interessanter: op basis van experimenten conclusies afleiden en theorieën opstellen over de echte wereld, of in het geval van wiskunde, goochelen met formules om een elegant bewijs te verkrijgen voor een baanbrekende stelling.

En dat is ook zo in de informatica. Elke programmeur leert dat de computer een dom ding is dat alleen maar letterlijk doet wat het wordt gezegd, en dat het dus de taak van de programmeur is om eenduidig vast te leggen wat de computer moet doen, en hoe. Specificaties en standaards dienen dus consistent, logisch en eenduidig te zijn, zodat op basis daarvan correcte programma's geschreven kunnen worden.

Een programmeur of andere techneut die met een nieuw onderwerp te maken krijgt, is daarom snel geneigd dit nieuwe onderwerp te benaderen als ware het een nieuwe specificatie of een nieuw elektronisch apparaat. Stort zo'n techneut zich nu op het recht, dan lijkt dat op het eerste gezicht geen probleem. Het recht is immers ook systematisch en logisch opgezet. Wetsartikelen zijn keurig geformuleerde bepalingen, die net als onderdelen van een specificatie geïnterpreteerd kunnen worden. En met enig doorzettingsvermogen is een wet dus prima te begrijpen voor een niet-jurist.

Vervolgens gaat de juridisch geïnteresseerde techneut zijn nieuw verworven kennis in de praktijk toepassen, bijvoorbeeld door een licentieovereenkomst op te stellen of een juridisch vraagstuk omtrent merkinbreuk bij een domeinnaam of een auteursrechtenconflict te beantwoorden.

En dan begint elke jurist binnen gehoorsafstand te roepen dat zijn antwoord of uitleg niet in overeenstemming is met de rechtspraak, in strijd is met de redelijkheid en billijkheid of om een andere reden juridisch niet steek houdt. Grote verwarring bij onze techneut. Hoe zit dit nu?

Alhoewel het recht inderdaad gestructureerd van opzet is, en wetten over het algemeen consistent, logisch en eenduidig zijn, is het recht niet bedoeld om te worden geïnterpreteerd door een strikt logisch denkende computer. De inhoud van een wetsartikel wordt niet uitsluitend bepaald door zijn formulering. Een rechter zal ook altijd kijken naar de achterliggende bedoeling van de wetgever, redeneren op basis van analogie met andere zaken, en als een uitkomst onredelijk lijkt, deze uitkomst bijstellen.

Een bepaling in een contract kan dus rustig door de rechter worden bijgesteld of vernietigd, ook al was deze nog zo helder en logisch. En iets dat niet letterlijk in een wetsartikel staat, maar wel de bedoeling was, zal er zonder problemen ondergeschoven worden. Wie dus een wetsartikel puur interpreteert op basis van de tekst, kan de juridische plank regelmatig misslaan.

Juristen, en zeker Engelse en Amerikaanse juristen, zijn gewend om op deze manier te redeneren. Je gaat uit van de relevante wetsartikelen, kijkt hoe goed ze bij de zaak passen, en probeert de grijze gebieden en onduidelijke stukjes in te vullen op basis van de jurisprudentie en analogieën met andere wetten en regels. Lukt dat niet, dan kun je altijd nog terugvallen op de redelijkheid en billijkheid en beargumenteren dat het in dit geval toch niet eerlijk zou zijn als de zaak zus en zo zou worden uitgelegd. En bij een goed verhaal krijg je dan gelijk van de rechter.

Een mooi voorbeeld is het Elektriciteits-arrest (1921). Een tandarts slaagde er in elektriciteit af te tappen van de buurman. Toen hij wegens diefstal vervolgd werd, wees zijn advocaat er op dat in het Wetboek van Strafrecht staat dat je alleen goederen, oftewel "voor menselijke beheersing vatbare objecten" kunt stelen, en elektriciteit is toch immers geen object. De Hoge Raad zag dat anders, en wees erop dat met het woord "goed" hier werd bedoeld een onderdeel van iemands vermogen, dus iets waarvan het verkrijgen geld of moeite kost. En bij elektriciteit is dat het geval. Dus ondanks het feit dat zijn daden strikt gesproken niet strafbaar waren volgens de definitie van het wetboek van strafrecht, werd de tandarts toch veroordeeld

Om nog even terug te komen op het verwijt uit de eerste alinea: het betreffende wetsartikel geeft een opsomming van zaken die met name van octrooi uitgesloten zijn. De overeenkomst tussen al deze zaken is dat zij niet technisch zijn, maar bijvoorbeeld puur esthetisch of wiskundig. Hieruit concludeerde de Kamer van Beroep dat het dus de bedoeling is van het betreffende wetsartikel om alle niet-technische zaken van octrooi uit te sluiten. En omgekeerd geldt dan dus dat software die wel technisch is, wel degelijk voor octrooi in aanmerking komt, ondanks het feit dat er letterlijk staat dat "computerprogramma 's als zodanig" van octrooi zijn uitgesloten.

Overigens is het bovenstaande ook de voornaamste reden dat een jurist op vrijwel elke vraag zal antwoorden "Dat hangt ervan af". Vrijwel elke juridische vraag hangt namelijk af van de specifieke feiten van het geval, en een algemeen antwoord is daarom vaak lastig te geven. Moet dat toch, dan zal een jurist proberen alle gevallen en uitzonderingen in zijn antwoord te bespreken, liefst met overal twee slagen om de arm en een disclaimer dat hij niet aansprakelijk is voor de gevolgen van het antwoord. En zo hoort het ook. Wie een kort en eenduidig antwoord geeft op een juridische vraag, zit er meestal goed naast.

Dit artikel verscheen eerder in Netkwesties.