De Wet Computercriminaliteit
Per 1 september 2006 is de uit 1993 stammende wetgeving over computercriminaliteit of ook wel cybercrime ingrijpend veranderd. Met name is de definitie van computervredebreuk (soms ook wel "hacken" genoemd) uitgebreid: elk opzettelijk en wederrechtelijk binnendringen in computersystemen strafbaar, ook als daarbij geen beveiliging wordt gekraakt.
Het vernielen en onbruikbaar maken van computers, netwerken en gegevens was al langer strafbaar, maar het specifiek uitvoeren van denial-of-service aanvallen ("verstikkingsaanvallen", DoS/DDoS) is nu apart strafbaar gesteld. De wetgeving over malware, zoals virussen, is aangescherpt.
De regels over het afluisteren en aftappen van communicatie en het kraken of hacken van beveiligde diensten (zoals betaaltelevisie) zijn ook aangescherpt.
De term cybercrime omvat alle vormen van criminaliteit waarbij computers of netwerken een rol spelen. Deze gids richt zich alleen op die vormen van computercriminaliteit waarbij het gebruik van computers of Internet essentieel is. De genoemde wetsartikelen zijn uit het Wetboek van Strafrecht tenzij anders aangegeven.
Naast de misdrijven zelf zijn ook de wetten over opsporing en verzamelen van bewijs aangepast. Dit komt (later) apart aan de orde in Digitale opsporingsmethoden voor politie. In ieder geval geldt nu voor een aantal van de bovengenoemde misdrijven een maximumstraf van 4 jaar cel. In die gevallen kan de verdachte in voorlopige hechtenis worden genomen. Verder zijn de meeste vormen van computercriminaliteit nu ook strafbaar in Nederland wanneer een Nederlander ze in het buitenland begaat. Dit is een gevolg van van het Cybercrime-verdrag.