Ius mentis Homepage | Categorieën | Lijst A-Z | Willekeurig artikel | Herpubliceren? | Over deze site | Blog | Contact
 

Heb je vrijheid van meningsuiting op andermans site?

Wie een dagje door de stad loopt, zal afgezien van een kopje koffie of een nieuw paar schoenen weinig overeenkomsten sluiten. Maar wie een dagje over internet gaat struinen, sluit bij elke website die hij bezoekt en elke dienst die hij afneemt minstens één overeenkomst. Sitebeheerders hanteren namelijk massaal de gebruiksovereenkomst, in het Engels ook wel End-User License Agreement of EULA, als instrument om bezoekers bepaalde voorwaarden op te leggen, met name om hun uitingen en bijdragen te kunnen reguleren. Maar mag dat wel op grond van de vrije meningsuiting?

Uit de rechtspraak blijkt dat de site-eigenaar in principe grote vrijheid heeft bij wie hij toelaat en onder welke voorwaarden. Verwijderen van personen of berichten is toegestaan. Het huisreglement speelt daarbij een belangrijke rol. OPas in zeer uitzonderlijke gevallen kan een persoon eisen toegang te krijgen tot een website. De omvang en de maatschappelijke waarde van de site zal daarbij een zeer grote rol spelen.

Inhoudsopgave

Meningsuiting op sociale sites

Vrije meningsuiting is een grondrecht, dat veel en vaak wordt uitgeoefend op internet. De laatste jaren met name op sociale sites zoals Facebook of Linkedin.

Het internet, en in het bijzonder de ontwikkelingen rondom Web 2.0 en sociale sites, hebben de mogelijkheid van vrije meningsuiting in hoge mate laagdrempelig gemaakt. Sociale sites zijn sites die erop gericht zijn om sociale interactie, in het bijzonder communicatie, tussen natuurlijke personen te stimuleren. Zij zijn de afgelopen jaren sterk in populariteit gegroeid, vooral onder jongeren. De waarde van een sociale site is af te leiden uit deze populariteit: een sociale site wordt waardevoller naarmate er meer mensen gebruik van maken. Een consequentie daarvan is dat de lock-inkosten verhoogd worden. Je zit ‘vast' aan een populaire site, juist omdat deze populair is. Een alternatief zoeken is geen optie omdat daar het publiek van de populaire site niet komt.

Een grote en dus populaire sociale site biedt een groot publiek voor mensen die hun mening willen verkondigen. Echter, de beheerders van zulke sites stellen daar grenzen aan middels hun gebruiksovereenkomsten. Uitingen die in strijd zijn met de wet, zoals smaad of laster of uitingen die een vorm van belaging (stalking) opleveren, zijn natuurlijk altijd verboden. Maar beheerders maken ook hun eigen keuzes: houden we het gezellig, of is er ruimte voor stevige scheldpartijen? Mag het over politiek gaan, of beperken we ons forum tot punniktechnieken?

Vrije meningsuiting

Vrije meningsuiting is een grondrecht, en het weigeren van een uiting kan worden gezien als een beperking/schending van dat grondrecht. Toch is die schending niet altijd verbode.

Juridisch gesproken is een uitsluiting of verbod op het geven van een bepaalde uiting een beperking op de vrije meningsuiting. In de Grondwet en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens staat expliciet dat je uitingsvrijheid niet zomaar ingeperkt kan worden. En dat gaat ver, zoals blijkt uit de jurisprudentie uit de jaren zeventig: de uitingsvrijheid omvat mede het recht om ideeën te verspreiden die aanstoot geven, schokken of verontrusten. Ook – juist – onwelgevallige ideeën zijn dus beschermd onder de uitingsvrijheid.

Vrije meningsuiting geldt vooral tegenover de overheid. Die mag je niet zomaar verbieden iets te zeggen of te publiceren. Een rechter mag publicatie van een boek niet vooraf verbieden, hoewel hij wel achteraf boetes op kan leggen als blijkt dat de inhoud bijvoorbeeld smadelijk was. Hetzelfde geldt voor films en andere uitingen. Maar privépersonen hoeven in principe niet te luisteren naar wat je zegt, laat staan mee te helpen om jouw mening te verspreiden. Vandaar de ietwat cynische constatering “Freedom of the press is guaranteed only to those who own one” van Abbott Joseph Liebling in 1960.

Meningsuiting versus eigendom

De vrijheid van meningsuiting geldt in principe alleen tegenover de overheid. Soms kunnen privépersonen of bedrijven toch worden gedwongen een meningsuiting te faciliteren. Er moet dan sprake zijn van een feitelijke onmogelijkheid om op een andere manier het publiek te bereiken.

Toch zijn er wel degelijk situaties waarin een privépersoon of bedrijf kan worden gedwongen om mee te helpen aan andermans meningsuiting. Een bekend voorbeeld zijn de rechtszaken rondom schotelantennes bij huurflats. Verhuurders en verenigingen van eigenaren verbieden vaak het zichtbaar ophangen van dergelijke schotels aan buitenmuren van gebouwen. Bewoners die bepaalde zenders willen ontvangen die niet op de kabel zitten, proberen dit verbod te doorbreken met een beroep op hun vrije meningsuiting, dat namelijk ook het recht om informatie te ontvangen garandeert. Over het algemeen slaagt een dergelijk beroep, hoewel de rechter wel vaak eisen verbindt aan de plaats en wijze van ophangen van de schotel.

Eind jaren tachtig speelde een vergelijkbare situatie: voetbalverslaggevers wilden toegang krijgen tot Eredivisie-voetbalstadions, dit op grond van het recht van vrije nieuwsgaring. De gebouwen zijn eigendom van de voetbalclubs, maar in principe kan iedereen (tegen betaling) naar binnen gaan. De clubs weigerden dit, omdat ze de filmrechten liever duur verkochten. En dat mocht. De eigenaar mag in principe bepalen wie hij binnenlaat.

In 2003 kwam het hoogste Europese Hof echter met een baanbrekend arrest: de eigenaar van een semi-publieke ruimte, zoals een winkelcentrum, kan niet zomaar mensen buiten zetten die daar hun mening uiten door een demonstratie of het uitdelen van flyers. Hij moet dit tolereren op grond van de vrije meningsuiting. Er moet dan wel sprake zijn van “preventing any effectieve exercise of freedom of expression”, oftewel een volstrekte onmogelijkheid om het winkelend publiek op een andere manier te bereiken.

In 2011 bevestigde het Hof dit nog eens in een arrest over kranten: die mogen zelf beslissen welke brieven ze publiceren, want “the individual's freedom of expression does not give private citizens or organisations an unfettered right of access to the media in order to put forward opinions”.

Eigendom van websites

Eigendom geldt ook voor websites. Voor website-eigenaren kan dus ook de hoofdregel dat ze alles en iedereen mogen weigeren, behalve in zeer uitzonderlijke omstandigheden.

Ook beheerders van websites hebben een eigendomsrecht: in het Ab.Fab-arrest bepaalde de Hoge Raad dat een internetprovider vrije zeggenschap heeft over welke diensten zij aanbiedt en wie daarvan gebruik mag maken. De server is immers van hen (of gehuurd) en ook op grond van het auteursrecht kunnen zij bepalen wat er met de software en de site gebeurt. Zo mag een beheerder berichten of zelfs een gebruiker verwijderen als diens bijdragen hem niet aanstaan.

Op zich is dat terecht. Het zou ook wel een grote uitholling van het eigendomsrecht zijn als een ieder al te gemakkelijk met een beroep op vrije meningsuiting zich onbeperkt toegang tot en gebruik van andermans eigendom kon verschaffen. Een winnend beroep op de uitingsvrijheid dient dan ook de uitzondering te zijn. Maar onder welke omstandigheden dient deze uitzondering dan op te gaan? Wat is, met andere woorden, de gepaste balans in deze verhouding gehanteerd te worden gezien de rol van sociale sites bij de vrije meningsuiting?

Hierboven noemde ik al de lock-inkosten van dergelijke sites. Dit zorgt er voor dat sociale sites een erg waardevolle en daarmee ook erg machtige positie in kunnen nemen. Niemand wil weg van een populaire site, en gebruikers worden zo ‘gedwongen' om zich te conformeren aan de grenzen die de beheerders stellen. Vaak gebeurt dit om de groepssfeer te bewaren, maar vrije meningsuiting gaat zoals gezegd ook – juist – over onwelgevallige meningen. Hoe ver mogen deze beheerders nu gaan om het gezellig te houden?

Het bewaren van de sfeer en het groepsgevoel binnen een sociale site is op zich een legitiem doel. Toch kan ook dit doel niet zonder meer leiden tot de conclusie dat elke ongewenste of sfeerverpestende mening mag worden uitgesloten. Niet gehoord of, erger nog, uitgesloten worden van een grote gemeenschap kan een ontoelaatbare beperking zijn. Met andere woorden: is de beperking proportioneel voor het doel?

Semi-publieke sites

Sites zijn privé-eigendom van de beheerders. In zeer uitzonderlijke gevallen zou een site echter 'semi-publiek' verklaard kunnen worden. Omvang en maatschappelijk belang zijn daarbij de cruciale factoren.

De hoofdregel dat de site-eigenaar beslist lijkt mij een prima regel voor de praktijk. Het zal zelden gebeuren dat een site zó belangrijk is dat een uitsluiting/verbanning eigenlijk maatschappelijk onaanvaardbaar is.

In de uitzonderlijke situatie dat een site wel zo belangrijk is (wellicht dat Facebook of Google daarvoor in aanmerking komen), zou ik er voor willen pleiten dat zulke sites worden aangemerkt als semi-publiek zodat men gemakkelijker met een beroep op horizontale werking ruimte voor vrije meningsuiting kan eisen. In dat geval speelt de uitingsvrijheid van de gebruikers immers een niet te verwaarlozen rol, zodat de beheerder niet zonder meer uitingen kan verwijderen of gebruikers kan weigeren deel te nemen aan discussies.

Hoofdregel dient te zijn en blijven dat een site vrij is om te kiezen welke diensten en welke inhoud ze toe wil laten. Echter, wanneer de site uitgroeit tot een grote virtuele gemeenschap, komt dit anders te liggen. Het belang bij een ongehinderde vrije meningsuiting groeit dan eveneens en kan niet meer met een enkel beroep op de gebruiksvoorwaarden opzij gezet worden. In die situaties moet een belangenafweging gemaakt worden om te bepalen of het ingrijpen gepast is.

Gerelateerde artikelen

Gespecialiseerd advies nodig?

Heeft u na het lezen van dit artikel nog vragen, of zit u met een juridisch probleem waar u advies over wilt? Neem dan contact op met ICT-jurist Arnoud Engelfriet, auteur van dit artikel.

© Arnoud Engelfriet. Dit werk mag vrij worden verspreid en gepubliceerd zoals bepaald in de licentievoorwaarden.

Laatste wijziging:
6 november 2018